Ik heb het wat gehad: iedereen, ook Brihang, woont waar hij wil.

In een documentaire doet Brihang een opvallende uitspraak. Na negen jaar in Brussel kondigt hij aan dat hij in Brugge een huis gaat bouwen, dichter bij zijn ouders en zus. Op zich niets bijzonders: duizenden Vlamingen en Walen keren na verloop van tijd terug naar hun vertrouwde netwerk buiten de stad. Toch voelt de rapper blijkbaar de behoefte om zijn keuze te verantwoorden: “Ik twijfel of Brussel een plek is om kinderen op te voeden”. Lap! Dat komt aan bij Brusselaars.  “De ruwheid waar ik altijd schrik voor had, is nu heel zichtbaar, en misschien zie ik dat pas omdat ik kinderen heb.”

Op zich is Brihangs verhuis dus niet uitzonderlijk. Hij volgt de statistieken. Ook zijn uithaal is niet uitzonderlijk. Het zegt iets over de stad, maar ook over hem. Schuldgevoel? Misschien heeft hij het gevoel dat hij de stad, Brussel, in de steek laat. Misschien omdat hij in interviews, op café, in gesprekken met vrienden – tijdens de wilde Brusseljaren op het ‘Derde verdiep van de Paul Deschanellaan’ – de urban way of life vaak enthousiast heeft opgehemeld. Als rapper hoorde daar een vleugje streetwise urban vibes bij, je weet wel. Maar bij de BoBo haalt de bourgeois de bohemien soms in. Denk aan Brels Les Bourgeois. Dat geeft niet. Assume !, zeggen we in Brussel.

De cohousings en colivings zijn de hedendaagse meublés en pensions.

Ik voel me thus in de letters van je naam
Derde verdiep, Paul Deschanellaan
(…) Hoe langer da we twijfelen hoe zekerder de zaak
Geen één van ons die weet waar da we later gaan belan(den)

Feit blijft dat zijn beslissing perfect past in een patroon dat ook wetenschappelijk wordt bevestigd. Studies tonen aan dat veel Vlaamse inwijkelingen de stad verlaten zodra er kinderen komen. Dat is minder een “stadsvlucht” dan een terugkeer naar hun eerste netwerk, hun “ruimte van residentiële socialisatie” (https://journals.openedition.org/brussels/6214 ). De studie gaat zover te stellen dat het een illusie is gezinnen met kinderen massaal in Brussel te houden door de stad kindvriendelijker te maken. De stad moet mensen zonder netwerk buiten de stad – Brusselaars zelf, nieuwkomers van buiten België – hier houden. Of ouderen, alleenstaanden op zoek naar een ander levenspatroon aantrekken. Voor hen is de stad praktisch en vaak onmisbaar.

Je kan daar kritiek op hebben, maar de studie heeft een punt. Al is het omdat de statistieken én de verhalen, zoals Brihang, om ons heen het bevestigen. Bovendien is een stad nu eenmaal een lieu de passage, een plek van komen en gaan. Geen man over boord dus: jonge afgestudeerden kopen er een appartement of studio. Later verkopen of verhuren ze het weer als ze naar hun netwerk, familie buiten de stad terugkeren.  Dat levert registratierechten of onroerende voorheffing en broodnodige huurwoningen op. Intussen groeit de vraag naar andere woonvormen voor andere stedelijke levenstijlen: cohousing en coliving zijn de nieuwe meublés en pensions. In Balzac (Le Père Goriot, 1834), Elsschot (Villa des Roses, 1913) en Simenon (Maigret en meublé, 1951) was dat de norm. Ook Joey en Chandler (Friends) of Leonard en Sheldon (The Big Bang Theory) leven in gedeelde stadswoningen.

‘Cohousing’ is trendy bij Balzac, Elsschot en Simenon.

De echte druk ontstaat niet doordat gezinnen vertrekken, maar doordat te veel mensen koste wat kost een klassieke woning in de stad willen. Dat jaagt de prijzen op, waardoor wie om economische redenen in de stad wil wonen steeds minder kansen krijgt.

Vanuit die invalshoek hoeven we Brihang dus niet te overtuigen dat Brussel wél gezellig en knus is, ideaal om kinderen groot te brengen. Honderduizenden kinderen groeien succesvol op in de stad. Dat staat niet ter discussie. We moeten ook niet meehuilen over vermeende teloorgang. Over de ruwheid of onveiligheid. Ook dat probleem is een feit. Iedereen kiest gewoon zelf waar hij woont, wat het best past bij zijn levenspad. Zonder zich te verantwoorden, maar ook best zonder anderen te culpabiliseren.

Want laat ons duidelijk zijn: met zijn uitspraak zadelt Brihang omgekeerd ook duizenden Brusselaars, Antwerpenaren of Luikenaars op met een schuldgevoel omdat zij hun kinderen wél in de stad laten opgroeien. Is dat dan onverantwoord?

Iedereen woont waar hij wil. Steden moeten intussen vertrouwen op hun eigen kracht: aangename plekken zijn voor wie er blijft, voor wie ze economisch, cultureel of sociaal nodig heeft. Je grijpt er je kansen én beleeft er een goede tijd.

Stadslucht maakt vrij.

Johan Basiliades publiceert regelmatig stukken rond stedelijk liberalisme.
Hij is fractiesecretaris bij Open Vld in het Brussels Parlement.